Beneden bleef het stil. Als in een graf, dacht Jonas. Hij telde de treden. Bij zes meende hij gegrom te horen. Of was het gekreun? Hij kreeg een beetje moed. Wie kreunde, was niet dood. Voorzichtig nam hij de volgende tree. Zeven. Bij acht maakte de trap een bocht. Vanaf daar konden ze hem zien vanuit de hall. Hij liet zich op zijn hurken zakken, drukte zijn rug tegen de spijlen van de leuning, en strekte zijn nek. Er liep zweet uit zijn haar. Hij klemde de tanden op elkaar, schoof op zijn billen naar nummer negen, en keek.
   Gewemel. Duizelingen.

De hall zat vol reusachtige schaduwen. Achter de grijze rechthoek van het raampje in de voordeur fladderde een mot, zo groot als een meeuw. 
   Stom! Glad vergeten dat hij die bril ophad. Hij duwde het montuur naar boven en keek onder de rand door. De jassenboom lag op de grond, en de familiefoto was weg. De vloer lag vol lichte spikkels. Scherven waarschijnlijk. Pa en ma zag hij niet. Hij zakte nog een tree. Tien. Daarna elf. In de keuken brandde licht. De deur stond halfopen. Ma zat op een stoel naar de vloer te staren. Pa stond bij de ijskast en staarde naar haar. Twee trieste standbeelden in een veld van kapotte borden en glazen. Toen stak ma haar hand uit naar de fles op tafel, en zette die aan haar mond.

Gewemel. Duizelingen. 
   Tientallen schaduwen sprongen naar voren. Ma sprong mee. Ogen wijd open. Klauwpoten. Een draak met rode nagels. 
   Jonas wilde wegkijken, weglopen, wegsmelten. Het lukte niet. Alles aan hem voelde slap en onbruikbaar. 
   De draak klapte met zijn vleugels. Steeg op. 
   WHAM! 
   Een klauwpoot tegen de kaak van pa. 
   WHAM! 
   Een tweede klauwpoot in zijn ribben. 
   Toen sloeg de poot de lamp van het plafond. 
   Het werd donker.

Jonas moet een nieuwe bril. Als hij die opzet, ziet hij heel vreemde dingen. Het gaat ook niet goed met zijn mama. Sinds ze haar werk verloor, drinkt ze te veel. Dan lijkt het of er een draak in huis is. Op een dag gaat het goed mis … 

Een spannend verhaal vol misverstanden over de draak in de drinker!