De kronieken van liefde, lust en afzien – Eva – 3
Haar huis was even popperig als het mijne, maar veel soberder. Somberder ook. Wit en beige, daar wordt een mens niet vrolijk van! Op de keukentafel stond een indrukwekkende blokken-constructie. ‘Kinderen?’ vroeg ik.
… ‘Twee. Een dochter van zeventien en een zoon van veertien. Ella en Wannes.’ Ze wierp een blik op de ovenklok. ‘Over een uurtje komen ze thuis.’ Ze vulde de waterkoker, deed drie ferme scheppen koffie in een filterzakje, nam een pak koekjes uit de kast. ‘Ga zitten.’ Ze schoof het legobouwsel wat aan de kant, zette de achterdeur open. Licht en lucht stroomden naar binnen. Ze haalde diep adem, draaide haar rug naar me toe.
… ‘Eva, gaat het?’ vroeg ik.
… ‘Het is de schok. Twee jaar lang durfde ik nauwelijks het huis uit. Altijd bang dat ik hem zou tegenkomen. Ik zag hem nooit, nergens. Hoopte stiekem dat hij dood was, en nu het eindelijk beter gaat, nu ik alles achter mij heb gelaten,’ ze draaide zich naar me toe, ‘duikt die rotzak weer op. Ik weet niet of ik het nog aankan.’ Ze goot de koffie op.’
… ‘Je kunt het,’ zei ik. ‘Krijg je een dip, dan mag je me bellen.’ Ik gaf haar mijn nummer.
… Ze stopte het in haar smartphone, keek me onderzoekend aan. ‘Doe jij zo tegen iedereen?’
… ‘Nee. Alleen tegen madammen die me aanstaan.’
… ‘En ik sta je aan? Waarom?’
… ‘Waarom?’ Ik viste mijn smartphone uit mijn handtas, opende de fotogalerij. Het vroeg lang scrollen om te vinden wat ik zocht: een foto van mezelf uit de jaren negentig. Rosse krullen, een enkellange bloemenjurk, torenhoge hakken. Ik liet ‘m haar zien. ‘Daarom. Omdat je bijna mijn dochter zou kunnen zijn.’
(wordt vervolgd)
(tekening AI)