De kronieken van liefde, lust en afzien – Eva – 2
Nog voor de vrouw een zijstraat indook, was het me duidelijk. Het reptiel was op jacht. Hij stopte om zijn veters te knopen als zij een etalage bekeek, zette een tandje bij als zij het tempo verhoogde.
… Die zijstraat was geen goed idee. Er waren daar weinig winkels, waarschijnlijk ook weinig volk. Ik schakelde een versnelling hoger, stak het reptiel voorbij en sloeg ook af. Ze was beginnen te rennen, voor zo ver haar hakken dat toelieten. Ik zette mijn vinger op de bel. Ze schrok, struikelde, kon zich nog net rechthouden. ‘Hey,’ riep ik. ‘Wacht eens.’
… Ze bleef staan. Ik reed naar haar toe, sprong van mijn fiets. ‘Normaal doen,’ zei ik. ‘Die vent zit achter je aan. Blijf gewoon bij mij. Oké?’
… Haar normaal was verrassend te noemen. Ze sloeg haar armen om mijn nek, vleide haar hoofd tegen mijn wang, haar mond tegen mijn oor. ‘Help me.’
… ‘Spring achterop.’
… Samen fietsten we weg.
Ik reed zonder plan, volgde een spoor dat er niet was, kwam uit in Mariakerke. Daar stopte ik. De batterij van mijn fiets had nog maar twee blokjes, en ik wilde niet het risico lopen met de benenwagen naar huis te moeten. Ze stapte af, keek behoedzaam om zich heen, deinsde achteruit tot ze met haar rug tegen de muur stond.
… ‘Gaat het?’ vroeg ik.
… Ze knikte. ‘Waarom bracht je me naar hier?’
… ‘Ik reed zo maar wat. De stad uit leek me het veiligste voor jou, maar verder raak ik niet. Mijn batterij is bijna leeg. Raak je van hieruit makkelijk thuis?’
… Ze keek naar mij zoals een onderzoeker kijkt naar een insect dat hij wil ontleden. ‘Ik bén thuis.’ Ze wees naar een knalrood geverfde deur. ‘Daar woon ik.’
… ‘Je bent te goed van vertrouwen,’ zei ik plompverloren. ‘Je kent me helemaal niet. Wat als die vieze vent me heeft ingehuurd om je adres te achterhalen?’
… ‘Ik waag het erop.’ Ze stak haar hand naar me uit. ‘Eva.’
… ‘Ingrid.’
… ‘Voilà, nu kennen we elkaar. Zin in koffie?’
(wordt vervolgd)
(tekening AI)