De kronieken van liefde, lust en afzien – Celeste – 1
Lang geleden, toen ik nog naïef was en (daardoor) onbevreesd, vroeg ik ooit aan een bedelaar waarom hij het deed.
… ‘Wat dan?’ vroeg hij.
… ‘Schooien,’ zei ik. ‘Je bent jong, je ziet er goed uit. Waarom zit je hier? Waarom werk je niet?’
… Het scheelde bitter weinig of ik had een blauw oog.
… Sindsdien negeerde ik bedelaars. Tot die fameuze dag, ergens in de herfst van 2021.
De radio stond op 1, buiten was het druilerig en ik had bij het afwassen een antiek kristallen glaasje met gouden biezekes gebroken. Ik liet me in de zetel zakken en luisterde naar het nieuws op 1. Het ene of het andere probleem met bedelende daklozen. ‘Ik geef enkel aan bedelaars nadat ik met hen heb gepraat,’ zei de professor die er was bijgehaald.
… Dat was een uitdaging.
… Durfde ik? Wilde ik een buil of een blauw oog riskeren? Ik dacht daar tamelijk diep over na, en kwam tot de conclusie dat ik voor een spectaculair verhaal best een beetje wilde lijden. De dag daarop fietste ik naar de Aldi. Bedelaars genoeg daar! Ik drentelde over en weer tot de zware, norse man in het hoekje bij de ingang zijn plaats had afgestaan aan een vrouw die ik misschien wel van me kon afslaan als ze handtastelijk werd. Met de nadruk op ‘misschien’, want ze woog minstens dertig kilo meer dan ik.
… Helaas, ze sprak geen Nederlands. En de anderen na haar ook niet. Ik bleef zowat een halve dag hangen bij de Aldi, lang genoeg om te zien dat er georganiseerd gebedeld werd. In shiften van een uur, en met woon-werkverkeer. Ik sprong terug op de fiets en ging op zoek naar een ‘zelfstandige schooier’.
Bij de Carrefour van Dampoort had ik prijs.
… Ze was een jaar of vijftig, schatte ik, en ze zag er smoezelig uit. Een donkerbruine haardos vol klitten, een onflatteus grijs joggingpak, sneakers die de oorlog hadden meegemaakt. Haar hoofd rustte bijna op haar knieën. Alles aan haar straalde tristesse uit. Ze leek me volkomen ongevaarlijk, en – minstens even belangrijk – ze leek van hier. Ik zou gewoon Vlaams kunnen praten.
… Ik gooide vijf euro in haar potje (een leeg bierblikje) en schraapte al mijn moed bij elkaar. ‘Hoe bent u hier terecht gekomen, mevrouw?’
… ‘Mevrouw? Tegen mij?’ En dan, zonder op antwoord te wachten. ‘Met de benenwagen.’
… ‘Ja, maar,’ zei ik. ‘Dat is geen antwoord. Hebt u dan geen uitkering?’
… Haar hoofd schokte omhoog. Ze had verwonderlijk blauwe ogen, een heldere blik ook, en onder al die tristesse een mooi gezicht. Ze bekeek me alsof ik de eerste mens was die ze in jaren had gezien. ‘Ge zijt een specialleke,’ zei ze, met een zweem van een glimlach. En toen. ‘Ik drink meer dan mijn uitkering toelaat. Content?’
… ‘Nee,’ zei ik.
… ‘Kom morgen dan maar terug. Ik moet weg.’ Ze schudde de inhoud van haar potje leeg in haar hand en ging de supermarkt binnen.
(wordt vervolgd)
Verheug me al op de rest van het verhaal!
Het wordt een ‘heavy story’ deze keer. Ik probeer er altijd wat humor in te steken, maar eigenlijk was ik er niet goed van;-)
Oh jee…