Ierland voor beginners – 7 – de zondvloed

Tureluurster/ juni 24, 2024/ Geen categorie/ 0 commentaren

We nemen afscheid van Cork met een vorstelijk ontbijt. De hotelservice is nog ‘topper’ dan ik dacht, met obers in livrei die je bestelling komen opnemen. Ik waan me een echte VIP!
Didier komt nog even terug op de ‘pareltjes’ waar de gastheer van Tir na nog het over had. ‘Cobh zou wel iets kunnen zijn,’ zegt hij. ‘Dat staat ook in de gidsen, met superlatieven. Het was vandaar dat de Titanic vertrok. We moeten dan wel een stukje terug.’
Zelf had ik gedacht aan Blarney Castle, maar ik doe al zo vaak mijn goesting, en een bezoek aan de plek vanwaar zovelen vertrokken naar een nieuw leven (dat zou eindigen in ijskoud zeewater) spreekt me wel aan. ‘Doen we,’ zeg ik.
We komen bedrogen uit. De schrijver van de ANWB-gids is niet meer of minder dan een fantast. Volgens hem strekken de bontgekleurde huizen zich oneindig fotogeniek uit tegen de heuvel, gedomineerd door de neogotische … enzovoorts. Ik vraag me af van wanneer deze informatie dateert. De jaren vijftig of zo? Wij komen terecht in een grauw gat met verflenste kleuren, veel leegstand, en huizen die een betere tijd hebben gekend. De infobordjes over de Titanic zijn zo versleten dat ze nauwelijks leesbaar zijn. Het enige frisse aan het dorp zijn de communicantjes die uit de kerk komen gehuppeld.  Voor de rest is triestheid troef. Weg van hier!

Vandaag moeten we eindigen in Bantry. Wegen te over om daar te geraken, maar volgens onze gids is de route via Kinsale de mooiste. Of dat zo is, zullen we nooit weten. Rond elf uur begint het te stortregenen, en wel in zodanige mate dat we – zelfs tegen dertig per uur – niets van de omgeving kunnen zien.
Als we in Kinsale arriveren giet het nog altijd. Ik wring me tussen de stoelen door naar de achterbank, en vandaar naar de koffer voor onze regenjassen en een paraplu. Die laatste zijn we binnen de vijf minuten kwijt. Als we de hoek omslaan van het straatje waar we geparkeerd staan, krijgt de wind er vat op, keert hem binnenstebuiten, en snokt gewoon de stof van de baleinen. We droppen het skelet in een vuilbak, en lopen gearmd – tegen de wind in – naar het centrum.
Kinsale is klein, zoiets als Damme. Het is mooi gelegen, en het heeft charme – zelfs in een zondvloed. Veel leuke winkeltjes, veel kleur, veel eet- en koffiehuizen. Ik vraag me af hoe het hier in de zomer moet zijn, want zelfs nu – bij dit weer, en eind mei – zit alle horeca stampvol. En niet omdat het hier zo goedkoop is, want voor twee warme choco’s betalen we veertien euro, we krijgen er niet eens een koekje bij!
‘Allowed?’
‘Of course.’
Twee oudere heren schuiven aan. Allebei in een jekker, waar het water van afdruipt, met daaronder een short en tenenslippers. ‘Hebben jullie het niet koud?’ vraag ik.
‘Cold?’ Ze lijken stomverbaasd. ‘It’s summer!’ Typisch Iers, zullen we later ontdekken. Dertien graden is T-shirtweer, bij vijftien graden komen de topjes uit de kast, bij zeventien graden is het hoogzomer …
‘Het is maar hoe je het bekijkt,’ zegt Didier. We trekken onze jassen aan, verkennen de rest van het stadje, en rijden dan verder, langs een onzichtbare oceaan, door een onzichtbaar landschap …

Deel dit bericht

Reageer hier