Ierland voor beginners – 6 – Cork

Tureluurster/ juni 21, 2024/ Geen categorie/ 0 commentaren

Cork is met 200.000 inwoners de op een na grootste stad van Ierland, en ligt aan de Zuidkust, de zogenaamde Ierse Rivièra.  En voorwaar … mijn zonnebril mag verhuizen van handtas naar neus, en mijn Jacobsen blijft in de koffer, al moet ik wel een extra trui aan, want van zuiderse temperaturen is geen sprake. Veertien graden.
We logeren in het River Lee Hotel (aan de rivier dus). Vanbuiten spuuglelijk, vanbinnen top! Een kamer met een grote schrijftafel, een kanjer van een badkamer met douche én bad, een welkomstpakketje met water, koffie, thee en koekjes, en een ruim uitzicht. Het is er lekker warm en het straatlawaai wordt vakkundig buitengehouden.

We droppen onze bagage in de kamer en trekken de stad in. Al snel wordt duidelijk wat ik eigenlijk hoorde te weten: dat je niet mag afgaan op internet. Het piepkleine kaartje in de gids leidt niet naar kunst en cultuur, omringd door groen. Het laat ons verloren lopen in winkelstraten van dertien in een dozijn,  vol geparkeerd blik. Op sommige plekken is de stank van diesel niet te harden.  ‘Kom,’ zeg ik, ‘snel een leuk terrasje, voor ik depressief word.’
Makkelijker gezegd dan gedaan. Het kost ons welgeteld 25 minuten om een pub met terras te vinden. Gezellig is het er niet, met al het luidruchtig voorbijrazende verkeer, maar er is drank; dat is al iets.

Intussen is het halfzes. In de English Market raken we nog net binnen. Voor de rest moeten we ons beperken tot de buitenkant van de St. Fin Barre’s Cathedral en de St. Anne’s Church, en tot een paar mooie gevels aan de rivieroever. Cork kende een woelig verleden. Het meeste van vroeger is vernield, en de toekomst is er gebeiteld in glas en beton.
We eten vroeg, in The four liars, een Thais restaurant, uitgebaat door Syriërs die zowat de hele Oosterse keuken aanbieden, en alles garneren met black pudding (bloedworst). Wat we niet opeten, wordt netjes ingepakt for tomorrow.
Op weg naar ons hotel, lopen we alweer verloren en moeten we een tamelijk desolaat stuk hoogbouw door. Een man met een Jerommekes-postuur probeert ons cocaïne te verpatsen, een uitgemergelde Christusfiguur met kapot gespoten armen wil een slaapplaats voor de nacht, ik krijg een beet van een vliegbeest dat het midden houdt tussen mug, vlieg en kever.
Intussen is de temperatuur alweer gedaald naar acht graden. In het hotel haal ik direct mijn sjaal in wording boven en ga ik aan de slag.
Volgens onze ANWB-gids zou het motto van Cork ‘Love me or leave me’, kunnen zijn.
Het wordt ‘leave me’. Zeker weten!

Ben ik te streng? Allicht wel. Het is moeilijk om iets ’top’ te vinden als je zelf in één van de fijnste stadjes ter wereld woont. Het mooiste van Cork (City Gaol, het Fitzgerald’s park en het Elizabeth Fort) ligt aan de stadsrand of erbuiten, en daar geraakten we niet. Dat is het nadeel van een reis met vooraf-reserveringen. Je kan niet improviseren. De klok tikt.
Iets voor twee duik ik mijn bed in. Mijn sjaal is intussen drie keer langer dan breed, en nauwelijks krom. ik krijg het al warm door er gewoon naar te kijken …

(wordt vervolgd)

 

Deel dit bericht

Reageer hier