De kronieken van liefde, lust en afzien – Iradj – 8
Iradj haalde een pakje Marlboro uit zijn broekzak. ‘Eventjes gestopt met stoppen. Neem er ook een.’ Hij zoog de rook diep in zijn longen, ontspande zichtbaar. ‘Ik liep achter hen aan op benen, zo slap als gekookte spaghetti. Zij en haar compagnons namen rustig de tijd. Op hun dooie gemak slenterden ze door straten en stegen, om de haverklap bleven ze staan om een praatje te maken met andere vrouwen. Ze straalden blijheid uit – wat heel bijzonder was, want in het Teheran van toen was er niet veel om blij mee te zijn. Ik bleef minstens honderd meter achter hen, en voelde me tegelijkertijd ridder en ontsnapte gevangene. Botste ik weer op die agent, dan was ik er gloeiend bij, want met elke stap raakte ik verder van huis. Uiteindelijk belandden we in de rijke buurt. Statige gebouwen met imposante gevels, nauwelijks bomschade, bloemen en bomen in de straten. Ik voelde me een indringer, met mijn afgetrapte schoenen en mijn flodderige broek.
… Het huis waar ze uiteindelijk binnengingen, had een glimmend blauwgeverfde voordeur en een al even glimmend blauwe poort. Het zag eruit alsof er honderd mensen in konden wonen. De moed zakte me in de schoenen. Geen enkele vader die zich dit soort huis kon veroorloven, zou zijn dochter toestemming geven om te gaan met een armoezaaier als ik. Toch noteerde ik de naam van de straat en het huisnummer. Ik had zelfs het lef om aan een voorbijganger te vragen wie daar woonde. Familie Jafari, was het antwoord. Ook dat krabbelde ik op mijn blaadje. Toen repte ik me naar huis.’ Hij leunde achterover, doofde zijn sigaret..
Samen keken we naar het leven op de Vrijdagsmarkt. Bij het standbeeld van Jacob verzamelde een gids met een groen parapluutje zijn toeristen-schapen, op het terras van Bar Lume haalde iemand een gitaar boven, nog geen twintig meter bij ons vandaan botste een veel te snelle stepper tegen een kinderwagen. De stepper bleef overeind, de kinderwagen kantelde, de peuter in de wagen greep zijn kans en kroop de weg op, de moeder krijste. Iradj wilde gaan helpen. Ik hield hem tegen. ‘Niet nodig. Komt goed.’
… ‘Zeker?’
… ‘ja.’
… Nog geen vijf minuten later zaten stepper, moeder en peuter aan het tafeltje naast het onze. Stepper trakteerde op een ijsje. Zo gaat dat soms in Gent. Zo zou het moeten gaan overal ter wereld!