De kronieken van liefde, lust en afzien – Iradj – 4
De volgende dag kwam mijn ma op bezoek. Ze wilde komen beewegen in Oostakker-Lourdes, liefst samen met mij. Ik wachtte haar op bij de bushalte, nam haar mee naar huis voor de lunch. Normaal gezien zorgde ik ervoor dat het altijd spic en span lag als ze kwam. Deze keer had ik er niet al te veel aandacht aan besteed. Ik kreeg het direct op mijn boterham.
… ‘Is uw stofzuiger kapot? Er liggen hier klodden in het hoekje.’
… ‘Ik had geen tijd, ik ben een nieuw verhaal op het spoor.’
… ‘Serieus? Hoe doet gij dat toch?’
… Terwijl ik de tafel dekte, vertelde ik haar over mijn dipje en over Iradj.
… ‘Iradj? Komt ze uit een ander land?’
… ’Uit Iran, en het is geen ‘zij’, het is een man. ‘Hij kwam jaren geleden naar hier omwille van de oorlog ginder.’
… ‘Een man,’ zei ze fronsend. ‘Gaat gij nu regelmatig afspreken met een mán? Is Didier daarmee akkoord?’
… ‘Natuurlijk is Didier het daarmee eens. Man, vrouw, dat maakt toch niet uit. Ik heb tomate crevette gemaakt. Een grote of een kleine?’
… ‘Doe maar een grote. Hebben ze garnalen in Iran?’
… ‘Geen idee. In elk geval niet tijdens de oorlog. Toen was alles op de bon.’
… ‘Bij ons ook,’ zei ze. ‘Nog een geluk dat uw pit een goeie tuinier was en een nog betere stroper. We hebben nooit honger gehad, maar het oorlogsbrood, dat was echt niet te vreten. Ze stopten daar patattenschillen in.’ Ze nam nog een snee uit het mandje, besmeerde die dik met boter. ‘Mijn lijn mag ik weer vergeten voor vandaag! Laat ons seffens maar te voet gaan naar Lourdes, een wandelingetje zal me deugd doen.’
Dik anderhalf uur later arriveerden we bij de grot. Ons ma waste haar handen met water uit het gewijde kraantje, stak twee kaarsen aan, bekeek op haar gemak alle ex voto’s, ging toen op een bankje zitten, achter Bernadetje. ‘Knielen lukt niet meer.’ Ze haalde een briefje uit haar zak. ‘Ik heb alles opgeschreven wat ik wil vragen. Hopelijk tilt Onze-Lieve-Vrouw daar niet te zwaar aan.’
… Ik verwachtte een knipoog of zoiets. Die kwam er niet. Geloofde ze écht in dit gedoe?
… Na ruim twintig minuten stond ze op. ‘En nu naar het boerenhof. Een wafel met slagroom, daar heb ik wreed goesting in.’
… ‘En uw lijn dan?’ plaagde ik.
… ‘Ach ja, mijn lijn. Ik zal morgen wel een boterham minder eten.’ Deze keer volgde er wél een knipoog.
We vonden een tafeltje onder een boom, uit de zon. Een familie kippen kwam ons gezelschap houden. ‘Wij kwamen hier vroeger op schoolreis,’ zei ze. ‘Toen waren er ook al kiekens, maar die zaten in een kot. Dat was beter.’
… ‘Ik kwam hier ook op schoolreis. En voor ons Vero was dit één van de verplichte schooluitstappen.’
… ‘Vindt ge dat onnozel, dat beewegen?’
… ‘Nee. Ik vind het alleen raar. Geloof je erin?’
… Ze nam rustig de tijd om na te denken. ‘Nee,’ zei ze toen. ‘Vroeger wel. Antonius, Theresa, Godelieve, Jozef en Maria … Ik bezocht ze allemaal, om hun te vragen Chris te genezen. Het hielp niet. In de hemel luisteren ze niet naar volk als ik.’
… ‘Waarom wou je dan naar hier? We hadden ook naar ’t stad kunnen gaan.’
… ‘Dit is goedkoper,’ zei ze, ‘en weet ge …’ Ze duwde met haar voet een kip weg die haar broekspijp aanviel. ‘Ik ben zoals die kiekens hier. In het kotje van de kerk voel ik me op mijn gemak. Niets om tegen te vechten. Gewoon meelopen met de rest, en hopen op het beste.’
… Een afsluiter die kon tellen!