De kronieken van liefde, lust en afzien – Maria – 16
‘Fons stierf in 99,’ zei ze. ‘Hartaanval, een week nadat hij op prepensioen was. We waren gaan wandelen, rustten even op een bankje, en toen zakte hij in elkaar. Gedaan! Toen had het voor mij ook mogen stoppen, maar ja …’ Ze stond op, drentelde wat over en weer, ging terug zitten. ‘Mag ik iets drinken?’
… ‘Ik maak nog een espresso.’
… ‘Liever iets sterkers, kind.’ Ze wees naar de barkast. ‘Een gin-tonic zou me wel aanstaan. Geen ijs, en zo weinig mogelijk tonic. Zoals indertijd bij Fons.’
… ‘Dat lijkt me geen goed idee,’ zei mijn lief.
… ‘Mij wel,’ zei ze.
Ik deed wat ze vroeg, schonk haar een pure gin, zag hoe de drank kleur op haar wangen bracht.
… ‘Ik moest mezelf helemaal opnieuw uitvinden,’ zei ze bij het tweede glas. ‘En geloof het of niet, dat deed ik ook. ik leerde computeren, ging op dansles met onze Jacques, en ik deed vrijwilligerswerk met achtergestelde kinderen. Het leven was zijn sprankels kwijt, zijn bubbeltjes, maar het was wel nog steeds leven. Of zoiets.’ Ze zuchtte een keer of drie, ging door. ‘Toen ging Jacques dood. In 2012 was dat. Na het middageten deed hij een dutje, en hij werd niet meer wakker. Ik bleef alleen achter met Emiel. Hebt ge ooit Sartre gelezen, kind? L’enfer, c’est les autres? Vergeet het, l’enfer, c’etait Emiel! Zevenentachtig was hij toen Jacques stierf. Een klomp lillend vet met hartritmestoornissen en een cholesterol van boven het miljoen. Lillend vet dat nog altijd bezeten was van seks. Of ik geen mannelijke escort voor hem kon regelen, vroeg hij nog geen uur na de herdenkingsdienst voor onze Jacques. Op dat moment wist ik dat hij dood moest, zo snel mogelijk!’ Ze zweeg, schonk zichzelf nog eens bij.
… ‘En?’ zeiden mijn lief en ik tegelijk.
… ‘Ik paste mijn kookstijl aan. Veel boter, veel eieren, en bij elke maaltijd kaas, dessert én pralines. In minder dan vier maanden tijd kwam hij in een rolstoel terecht en droeg hij pampers. Aan seks dacht hij niet meer. Het jaar daarop was het beklonken.’ Ze keek me recht aan, zonder te verpinken. ‘Denk van mij wat ge wilt, maar ik heb er geen spijt van.’ Ze dronk haar glas leeg, pakte mijn rechterhand en legde ze op die van mijn lief. ‘Zorg voor dit schoon mannenmens zoals ge voor uzelf zorgt, en doe uw ma de groeten van mij. Zonder haar zou mijn leven een stuk triestiger geweest zijn, en zonder u en uw schrijfkunsten een stuk zinlozer. Merci!’ Ze stond op.
… Ik hielp haar in haar jas, liep met haar mee naar de voordeur. ‘Jij bedankt, Maria. En als je nog eens wil babbelen …’
… ‘Nee,’ zei ze, ‘ik ben uitgepraat.’
… Dat zou de waarheid blijken …
(wordt vervolgd)