De kronieken van liefde, lust en afzien – Maria – 14
De dag voor Kerstmis werden mijn lief en ik wakker gebeld om iets voor halfacht. Geen aarzelend ochtendbelletje, maar een doordringend gekrijs. Minutenlang. Ik schoot in mijn peignoir en denderde de trap af. Het was Maria. Bleek als Pietje De Dood, maar met een lach tot achter haar oren. ‘Als Mozes niet naar de berg komt, moet de berg naar Mozes, zeker? Ik kom u die 20 euro teruggeven, met intrest.’ Ze stopte een briefje van 50 in mijn handen.
… ‘Hoe wist je …’
… ‘De ochtendstond heeft hier duidelijk geen goud in de mond.’ Ze haalde mijn visitekaartje uit haar zak. ‘Gaat ge me niet voorstellen aan dat schoon mannenmens dat daarnet de trap afkwam? Of hebt ge schrik dat ik hem van u zal afpakken? Een koffietje zou ik ook niet afslaan.’
… ‘Allez vooruit, kom binnen.’ Ik bracht haar naar de woonkamer, zette de verwarming hoger, en maakte een espresso. ‘Doe alsof je thuis bent. Ik ga me aankleden.’
Mijn lief stond voor de spiegel zijn haar te fatsoeneren. ‘Is dat nu die madam uit Waasmunster?’
… ‘Dendermonde. Ja, dat is Maria.’
… ‘Wat komt ze doen?’
… ‘Mij terugbetalen. Zogezegd.’
… ‘En in werkelijkheid?’
… ‘Ik wou dat ik het wist.’
Toen ik weer in de living kwam, stond Maria voor mijn boekenrek. ‘Zafón, die heb ik ook gelezen. Brouwers heb ik geprobeerd, maar dat vind ik een zaag van hier tot ginder, en Grunberg, daar moet ik van spuwen.’
… ‘Ik ga ontbijt maken,’ zei ik. ‘Eet je mee?’
… ‘Nee, kind, merci. Alleen koffie.’
… Even later zaten we met ons drie aan tafel. ‘Gij zijt dus haar man,’ zei ze tegen mijn lief.
… Hij knikte.
… ‘Goeie keuze.’
… ‘Zeker weten!’
… Ze nam een slok koffie. ‘Ik kom afscheid nemen,’ zei ze.
… ‘Oh, ja?’
… ‘Na de Lekkerbek heb ik een bloeddrukval gehad. Een nacht in de kliniek. Volgens de dokter gaat het niet zo goed met mij. Dat ziet ge allicht wel?’
… Ze zag er inderdaad afgepeigerd uit. ‘En dan rijd je helemaal van Dendermonde naar Gent?’
… ‘Wel nee, kind. Ik ben met een taxi. Die wacht buiten. Mijn eigen auto staat nog altijd op de parking van de Lekkerbek. Wilt ge hem hebben? Ik denk niet dat ik ooit nog achter het stuur kruip.’
… ‘Nee, merci. We hebben het niet zo voor dure dingen.’
… ‘Daar gaat ge u dan toch even over moeten zetten.’ Ze opende haar handtas, haalde er een linnen zakje uit. ‘Dat is voor u. Kerstcadeau. Omdat ge naar mij hebt geluisterd.’ Ze schoof het zakje over de tafel naar mij toe. ‘Vooruit, maak open.’
(wordt vervolgd)