De kronieken van liefde, lust en afzien – Maria – 9
De dienster bracht de koffie en de pannenkoeken. Maria at alsof het haar laatste keer was. Haar bord was leeg, nog voor ik mijn slagroom had uitgesmeerd. ‘Ge hebt daar vast van alles meegemaakt?’
… ‘Zeker weten,’ zei ik, ‘maar we zijn hier om over uw affaires te praten, niet over de mijne. Wat ik niet goed begrijp … waarom sprak je tegen je broer, en niet tegen je man. Je broer zat toch mee in het complot?’
… ‘Ik kon niet kwaad zijn op onze Jacques. Hij had tien jaar voor mij gezorgd. Het was ook voor hem dat ik al die jaren bleef zwijgen. Emiel had ik met plezier aan het kruis genageld, maar Jacques … Nee. Homo of niet, complot of niet, hij was een goeie vent. Die eerste nacht – onze huwelijksnacht – sliep ik in de logeerkamer terwijl de mannen in het grote bed lagen te piepen en te zuchten. Enfin, slapen … ik weende tranen met tuiten, en probeerde nuchter te worden. Rond een uur of vier stond Jacques ineens aan mijn bed. Of ik wakker was? “Wat dacht ge,” zei ik.
… Hij pakte mijn hand en gaf er een zoen op. “Ik had dit niet mogen laten gebeuren,” zei hij. “Ik kan er niet tegen dat ge ongelukkig zijt. Ge moet een aanhouder nemen.”
… Wel, ik was op slag nuchter!’
De dienster kwam kijken of ze de borden kon weghalen, trok zich discreet terug toen ze zag dat ik nog niet klaar was. Maria bestelde nog twee koffies. ‘Een aanhouder, weet ge wat dat is?’
… Ik moest denken aan een andere Maria. De heetste brok van het dorp, volgens een van mijn al lang begraven nonkels. Die vrouw had ook de nodige aanhouders gehad. ‘Ja,’ zei ik, ‘omgangstaal voor minnaar.’
… Ik kreeg een goedkeurend knikje. ‘Ge kent uw wereld, kind. Chapeau!’ Ze veegde een kruimeltje van het tafelkleed. ‘Al meteen de dag erna stelde Jacques een soort van reglement op,’ vervolgde ze. ‘Een soort van contract eigenlijk. Emiel sputterde tegen, maar Jacques week niet, voor geen duimbreed. Hij kreeg zijn zin. Emiel kon hem niets weigeren. Daar heb ik in de loop der jaren véél gebruik van gemaakt!’
… Een aanhouderscontract? Ik wist absoluut niet wat ik me daarbij moest voorstellen. Dat zei ik ook. ‘Maria, je spreekt Latijn.’
… ‘Ik weet het.’ Ze gaf me een knipoogje.
… Een fractie van een seconde zat ik weer in de jaren zeventig, met aan de achterdeur een man in een velours broek met daarboven een houthakkershemd. Naast hem een mollige goedlachse vrouw die aan de lopende band knipoogde. ‘Wat scheelde er indertijd met je ogen?’ vroeg ik. ‘Zoals jij knipperde, dat was niet normaal.’
… Ze lachte. ‘Harde lenzen. IJdelheid. Ik wilde niet dat mijn lief me zag met een bril.’ Ze nam een slokje van haar koffie. ‘Terwijl het hem niets zou hebben kunnen schelen. Die man zou me zelfs graag gezien hebben met een kikvorsenkop. Zonder hem had ik waarschijnlijk nog voor mijn veertigste een eind aan mijn leven gemaakt. Kom, we bestellen een Grand Marnier.’
(op de foto een werk van Jan Van Imschoot – tentoonstelling SMAK)
(wordt vervolgd)