De kronieken van liefde, lust en afzien – Maria – 8
‘Stijve bedoening,’ zei Maria nadat we waren gaan zitten. ‘Ik voelde me meer thuis in Dennenland.’
… ‘Ik ook.’
… ‘Ge kende het?’
… ‘Ik heb er mijn studeergeld bij elkaar gewerkt.’
… ‘Serieus? Wanneer was dat?’
… ‘Halverwege de jaren zeventig.’
… Haar ogen werden groot, rond en donker. ‘Het is niet waar!!! Rosblond, mager als een lat, een geheugen van hier tot in Tokio, bijna altijd in een blauw kleedje met bloemen, en Wim De Craene als lief? Waart gij dat?’
… Ik focuste op haar gezicht, probeerde het vijftig jaar te verjongen, en plots was het beeld daar. Glashelder. ‘Jij had een voorkeur voor grijze deux-piècesjes en permanentjes? En er was iets met je oog?’ Ze knikte. Alles klikte op zijn plaats. ‘Jullie kwamen elke woensdag en elke zaterdag, en jullie huurden een kamer voor de hele dag. Ik vond dat maf, want in mijn ogen waren jullie veel te oud voor liefde en vrijen.’ Ik zag haar fronsen. ‘Sorry. Ik was toen achttien. Alles boven de dertig was stokoud. Straf dat je nog zoveel herinneringen hebt aan die tijd.’
… ‘Jij toch ook?’
… ‘Alles van Dennenland zit nog in mijn geheugen. Het was mijn kennismaking met drank, steak stroganoff, Dalida, de Strangers, een nachtleven vol rare figuren, en decadentie.’
… Ze glimlachte. ‘Voor mij was het de kennismaking met liefde zoals die hoort te zijn. En gij waart daar een stukje van. Ik heb u nooit zonder glimlach gezien. Geen wonder dat ge zo schoon oud zijt geworden. Ik versta niet dat uw ma u daar liet werken.’
… ‘Ik denk dat ze niets wist van die kamerverhuur. Ik ook niet, toen ik daar begon.’
De dienster kwam vragen wat we wilden nuttigen. Maria bestelde pannenkoeken natuur, ik deed er suiker en slagroom bovenop.
… ‘En hoe hebt ge het dan ontdekt?’
… ‘Gênant,’ zei ik. ‘Er werd gebeld aan de achterdeur en de baas vroeg mij om open te doen. De leveranciers kwamen langs achter, wist ik. Mijn grootvader leverde daar groenten. Vandaar. “Breng ik die mensen naar de keuken?” vroeg ik.’
… ‘De baas keek naar mij alsof ik de ene of de andere debiel was. “Ik denk niet dat de kok daar blij mee zal zijn. Breng ze naar kamer twee.” Ik liep braafjes naar de achterdeur, en trok die open. Voor mij stond iemand die ik niet bij naam zal noemen met de vrouw van iemand anders. Ik werd rood in hun plaats, maar tegelijkertijd vond ik het ongelooflijk spannend. Precies of ik in een film speelde. Ik ging hen voor naar boven , nam hun bestelling op, en incasseerde. Ik kreeg een fooi zoals ik er nog nooit een gekregen had. Sinds die dag was ik altijd als eerste bij de achterdeur.’
… ‘Klopt,’ zei Maria. ‘Gij deed vaak open, en daar was ik heel blij mee.’
(wordt vervolgd)
Da’s er eentje waar ik instant blij van wordt
Ja, ja, mijn liederlijke leven;-)