De kronieken van liefde, lust en afzien – Maria – 2
Het duurde uiteindelijk drie weken voor ik terugkeerde naar Blauwendael. De tijd vliegt sneller dan ik. Misschien zelfs sneller dan een heks op een bezemsteel. En, helaas, Waasmunster ligt niet in mijn achtertuin.
… Ze zat op hetzelfde bankje, deze keer droeg ze een donkerblauw broekpak en een namaak beestenveljas. Boven haar hoofd hield ze een grote paraplu. Ook donkerblauw. ‘Kom gerust mee schuilen,’ zei ze. ‘Die nattigheid is slecht voor de botten.’ En dan – zonder overgang. ‘Ge hebt er wel de tijd voor genomen.’
… ‘Verwachtte je me dan?’
… ‘Natuurlijk. Uw ogen stonden vol vraagtekens.’
… Als zij direct kon zijn, kon ik dat ook. ‘Oké. Heb je hem vermoord, je man?’
… Ze lachte. ‘Wel nee, kind. Ik wil toch niet de gevangenis in. Ik heb hem vertroeteld, zijn smaakpapillen gesoigneerd, en zijn kruis lichter gemaakt. Hij ging met de glimlach. Deze morgen, tijdens die plensbui, heb ik eindelijk zijn urne geleegd. Na al die tijd mocht dat wel. Ik heb hem bij het restafval gekieperd. Dat was tegen mijn principes. Asse hoort bij het compost, daar ben ik me heel goed van bewust. Het probleem is dat Emiel dan ongemerkt in mijn sla, radijsjes en tomaten kan kruipen, een idee dat mij laat gruwelen. Bijna zestig jaar heeft hij mij gekoeioneerd. Geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt hem na zijn dood te consumeren als garnituur bij mijn frieten. Hoewel ik betwijfel of ik ooit nog frieten zal eten. Ik weet beter dan wie ook wat vet doet. Vet doodt.’ Ze stond op, schudde haar paraplu droog (en mij nat), liep het pad af.
… Ik vergat de beleefdheid en riep haar na. ‘Kunnen we verder praten?’
… ‘Je vindt me wel,’ riep ze terug, zonder zich om te draaien. Een stem als een klok had ze. Een stem van een twintiger. Een geval apart, zoveel was duidelijk.
‘Ziet ge wel,’ zei ons ma toen ik verslag uitbracht. ‘Niets aan de hand. Ge hebt gewoon te veel fantasie. Véél te véél. Mocht ge …’
… ‘Stop, ma!’ Ik wist wat ze wilde zeggen. Dat mijn leven een stuk simpeler zou zijn gelopen als ik boekhouder geworden was in plaats van boekschrijver.’
… ‘Ge hebt gelijk,’ zei ze. ‘Ge zijt wie ge zijt. Iedereen heeft wel een raar beestje te gast.’
… De perfecte afsluiter.
(wordt vervolgd)