De kronieken van liefde, lust en afzien – Naomi – 12
Yvonne pinkte een traan weg, snoot haar neus. ‘Ik voelde direct dat er iets mis was,’ zei ze zachtjes. ‘Ons Maritaatje wilde niet aan de borst, ze wilde niet geknuffeld worden, ze wilde niets. Na een paar weken was het ook zichtbaar. Haar oogjes waren dood, er zat geen licht achter. Ze leefde in een wereld die niet de onze was. Marcel en ik gingen eraan kapot. Bij hem moogt ge dat letterlijk nemen. Nog voor ze naar de kleuterschool ging, kreeg hij een maagbloeding. De dag erna was hij dood. Nog geen vijfenveertig was hij. Ik deed alleen voort, en vroeg me af waaraan ik die miserie had verdiend.’
… ‘Wat mankeerde Marita?’ vroeg ik.
… Ze haalde de schouders op. ‘Nu zouden ze daar een chique naam op plakken, maar in de jaren zestig heette het zwakbegaafd. Ze kon niet leren, en als ze praatte was het of ge naar een sprekende pop luisterde. Alles op dezelfde toon. Behalve als ze kwaad was. Dan brulde ze als een dokwerker. En ze was véél kwaad.’
… ‘Nog altijd,’ zei Naomi. ‘Straks brult ze mij de oren van mijn hoofd omdat ik te laat thuis ben om de tafel te dekken.’ Ze balde haar vuisten, beet op haar lip, zag er ineens twaalf uit in plaats van zestien.
… Ik wilde haar een knuffel geven, hield me in.
… ‘Ze bleef bij mij wonen,’ vervolgde Yvonne. ‘Marcel had mij een huis nagelaten en een spaarpotje. En toen, op haar 43ste was ze ineens in verwachting, van een foorkramer. Hij had een attractie met lachspiegels.’ Ze wendde zich tot haar kleindochter. ‘Nu wordt het jouw verhaal, Naomi.’
… Het kind rechtte haar schouders en keek me strak aan. ‘Tot mijn derde heb ik in een woonwagen geleefd, daar weet ik niets meer van. Toen heeft mijn pa ons buitengezet, zogezegd omdat hij niet meer op mijn smoelwerk kon kijken. Mijn smoelwerk, dat zegt mijn ma ook altijd.’ Ze stak haar middelvinger op, maar de tranen bengelden over haar wangen. ‘In 2007 was dat, tijdens de halfvastenfoor, hier in Gent. Sindsdien leven we op kosten van het OCMW en komt er elke week zo’n trut van ’t stad controleren of we elkaar niet hebben afgemaakt.’ Ze balde haar vuisten tot de knokkels spierwit waren. ‘Beter dan Thuis en Familie, hé? Je kan er nog wat van leren, madam Schrijfster!’ Ze nam de fles wijn uit de frigo, schonk zich een groot glas in, en sloeg het achterover. Toen stormde ze de kamer uit.
Yvonne zuchtte, ze zag er net zo groggy uit als ik me voelde.
… ‘Ga ik achter haar aan?’ vroeg ik.
… ‘Nee, ze draait wel bij. Dat doet ze altijd. Het is een goed kind, een sterk kind ook. Ik wou dat ze eerder bij mij was geraakt, of ik bij haar. Komt ge morgen terug? Rond een uur of drie? Laatste kans. Overmorgen krijg ik mijn spuitje. Dan is het gedaan. Eindelijk.’ Er gleed een lachje over haar gezicht. ‘Ik kan aan geen mensen vertellen hoe ik me verheug op het grote niets. Kom, schenk me nog eens in.’
… Dat deed ik.
(wordt vervolgd)