Kroniek van een aangekondigd huwelijk – 55
Na een portie roerei (met eieren die onze barones tien minuten ervoor van onder haar kippen had gehaald), startten we de dag met een rondje verloren rijden. We zijn daar allebei ontzettend goed in, én … we zijn er niet eens rouwig om. Op die manier hebben we al meerdere pareltjes ontdekt. Sotteville bijvoorbeeld (Normandië), daar kwamen we terecht toen we op zoek waren naar Veules-les-Roses, het was de mooiste ‘verkeerde afslag’ ooit!
… Nu verzeilden we in Verneuil-en-Bourbonnais, waar het wemelde van de katten en de poppen. De mensheid leek uitgestorven. ‘Misschien is het hier behekst,’ zei ik. ‘Misschien is iedereen in pop veranderd.’
… ‘Ge leest te veel Stephen King,’ zei mijn lief, maar ik zag aan zijn ogen dat hij het sfeertje toch ook wel bizar vond.
… Vlak boven onze hoofden schoot de kerkklok in gang. Dreunende slagen die we voelden tot in onze botten. ‘En nu is het aan ons,’ giechelde ik. ‘Bij slag tien worden we popje en pop.’
Nee, dat gebeurde niet, maar er gebeurde wél iets anders. Bij slag tien schoof er ineens een kanjer van een wolk voor de zon, en kreeg mijn lief een plensbui over zich heen. Ja, hij alleen! Waar ik stond –aan de overkant van de straat – viel geen druppel. Zoiets had ik nog eens meegemaakt. Ook ergens in Frankrijk, samen met de kinderen. Ik zie ons daar nog staan, ergens langs een route nationale – ons Vero in bikini op de motorkap, Michiel met paraplu bij de kofferbak. Ja, regengrenzen bestaan!
Een klein uur later zaten we op de autosnelweg, de laatste rechte weg naar huis. Die péages in Frankrijk nemen een flinke hap uit het reisbudget, maar je krijgt er wél iets voor terug. Vermijd je zwarte of rode weekends, dan ben je vaak alleen op de baan. Pure zaligheid. We hadden afgesproken dat Didier Parijs ‘zou doen’ – de eeuwige knoop. Ik reed knoopvrij, en liet de motor lekker brommen. Naast mij zat mijn lief te drogen en te dommelen – dacht ik. Nee dus.
… Ik haalde net een Spaanse vrachtwagen in toen hij zijn hand op mijn arm legde. ‘Je rijdt te hard.’
… ‘Nee, toch? Ik rijd 125 en je mag hier 130.’
… ‘Te hard,’ zei hij.
… Ik liet het gaspedaal los, zakte terug naar 115. Hij haalde zijn hand weg. Intussen reed er niemand meer voor mij. De snelweg leek schoongeveegd, speciaal voor ons. Als vanzelf zocht en vond mijn voet weer gas. En toen … toen barstte er ineens een tsunami los naast mij. ‘Godverdomme, moet gij nu echt onze levens in gevaar brengen? Kunt gij nu niet gewoon doen wat ik vraag?’
… Ja, dacht ik. Francine had gelijk. Mannen blijven mannen. Ik dirigeerde ons naar de kant, remde. ‘Voilà, neem jij maar over.’ Want ook meneer Francine had gelijk: vrouwen blijven vrouwen!
… De vakantiestemming was weg, het goed-gevoel ook. En niet voor eventjes – maar dat wist ik gelukkig nog niet …
(wordt vervolgd)