Kroniek van een aangekondigd huwelijk – 44
Het is hallucinant hoeveel energie er vrijkomt als een mens stopt met ruziemaken. De week nadat we weer ‘normaal’ deden, kwam de stoom bijna letterlijk uit mijn oren. Ik had er op kunnen zweven, maar dat deed ik niet. Ik verfde de tuinmuren, wiedde onkruid, zocht een locatie voor cursisten-schrijfweekends, regelde het leeghalen van ons ouderlijk huis, boekte een weekje Auvergne, redigeerde bijna duizend bladzijden van mensen die me om advies hadden gevraagd, en maakte confituur. Ik was in touw van ’s morgens zeven tot ver na middernacht, raakte niet moe.
… De voorbije periode was niet ‘vergeten’, nee. Dat niet. Soms sloop er ongemak in mijn lijf. Zei mijn lief ‘maandag zie ik Ivo’, dan zag ik hem op de trein richting Dardennen. Had hij een vergadering, dan zag ik voor mijn geestesoog ‘het mens’ met een grijns tot achter haar oren. Ik hield die bedenkingen voor mij, slikte ze door, brandde een kaarsje – zoals mijn moeder vroeger. Niet makkelijk. Vooral omdat ik er nog steeds geen flauw idee van had wie me die knoeimail had gestuurd – en waarom.
Het weekend na de vredespijp belde mijn lief de naaister, kreeg te horen dat hij zijn trouwkostuum mocht gaan passen. Ik ging mee, had er geen spijt van. Dat nonchalante bohemienachtige van Stef Kamil paste bij hem als een huisje bij een slak. Schone vent – ook op zijn zestig-plussigste.
… Toen we thuiskwamen stortte ik me op de uitnodiging. Ik was vertrokken van een zelfgemaakte tekening (kinderniveau), weefde er tekst omheen.
… ‘Knap’, zei mijn lief.
… ‘Ja?’ Zelf had ik behoorlijk wat twijfels. ‘Nogal onevenwichtig, vind je niet?’
… ‘Vraag het aan Vero,’ zei hij.
… Ik stuurde het concept door naar mijn dochter, werd schoontjes op mijn plaats gezet.
… ‘Allez, ma. Wat een rommeltje. Zal ik Lisa inschakelen?’ Haar favoriete collega op het werk, én gespecialiseerd in lay-out.
… ‘Doe maar,’ zei ik.
… Mijn lief rolde met zijn ogen, maar zweeg.
… Lisa bracht redding, veranderde rommel in naïeve schattigheid. De definitieve uitnodigingen gingen de ether in. Ook naar ‘het mens’. Het deed nog steeds zeer, merkte ik, maar ik zweeg, brandde een kaarsje – zoals mijn moeder vroeger …
(wordt vervolgd)