Kroniek van een aangekondigd huwelijk – 40
‘Wit wijntje?’
… Hij knikte.
… Ik schonk twee glazen uit. Eigenlijk had ik goesting in een druppel, maar dat leek me niet zo’n goed idee. Ik wilde niet wéér mijn emmer laten overlopen😉
… ‘Klinken we niet?’ vroeg hij.
… ‘Waarop?’
… ‘Op ons?’
… ‘Is er nog een ‘ons’?’
… ‘Zit het zo diep?’
… ‘Mijn vertrouwen is foetsie, en ik weet niet of ik zo verder kan. Volgende maand heb je een werkweekend, zei je. Is dat zo? Of ga je weer naar Dardennen?’
… De vraag schokte hem. Zijn schouders zakten, de rimpeltjes om zijn ogen leken ineens dieper. ‘Ik kan je de mails tonen,’ zei hij zacht.
… ‘Dat wil ik niet. Ik wil je kunnen geloven zonder bewijzen. Ik sloeg de rest van mijn wijn achterover, schonk het glas nog eens vol. ‘Kijk, afgelopen zomer ben ik een dag naar Trees gegaan, en ook een dag naar Lanaken, naar die tentoonstelling. Stel dat je erachter kwam dat ik in werkelijkheid die twee dagen op stap was geweest met Pol? Hoe zou je je dan voelen?’
… ‘Pol?’
… ‘Van de boekenbeurs. Je weet wel, ik ben een paar keer iets met hem gaan eten.’’
… ‘Ah, die Pol. Ja, je hebt gelijk. Ik zou me slecht voelen. Ik zou me ook afvragen of jullie iets hadden, en ik zou je waarschijnlijk ook niet meer vertrouwen.’ Hij sloeg zijn handen voor zijn gezicht. ‘Zo stom, zo stom.’ Hij haalde zijn handen weg, keek me aan. Alles in zijn ogen drukte pijn uit. Ik kreeg er zelf zeer van. ‘Weet je, op een dag kwam er een mail van haar. Dat ze onze vriendschap miste, en of we het niet goed konden maken. Dat ze veranderd was. Ze heeft een kind intussen.’
… ‘Een kind? Van wie dan?’ Ik kwam compleet uit de lucht vallen.
… ‘Een man waar ze niet meer bij is, doet er niet toe. Ik zei ja, en dat voelde goed. Ik heb al te veel vriendschappen kapot laten gaan, en toen ze vroeg of ik eens op bezoek wilde komen, zei ik ook ja. Snap je dat?’
… ‘Ja,’ zei ik. ‘Dat snap ik helemaal,’ maar waarom verzweeg je het?’
… Hij haalde zijn schouders op. ‘Omdat ik geen zin had om me te moeten verdedigen. Jij bent altijd zo stellig, zo zeker van jezelf. Een wandelend uitroepteken, godvergeten onverzettelijk!’
… ‘Ik ga eten maken,’ zei ik. Niet comme il faut. Ik verliet het veld voor de match was afgelopen. Niets om trots op te zijn.
Het werd een boerenomelet met overschotjes, het enige wat ik kon bedenken. Mijn hoofd was met andere dingen bezig. Had hij nu net gezegd dat het MIJN schuld was?! En was daar iets van aan? Stellig en zelfzeker waren goeie eigenschappen, ja toch? Was ik stellig en zelfzeker? Soms wel, soms niet. Stellig genoeg om een sluikstorter aan te spreken (hij was in fout) Niet zelfzeker genoeg om een korte rok te dragen (de verkeerde benen). Onverzettelijk, dat was andere koek. Dat klonk als klonterend beton. Was ik gebetonneerd en lokte ik daardoor verzwijgen uit?
… ‘Ik wil het uitleggen,’ zei hij toen het eten op tafel stond. ‘Jij bent …’
… ‘Gewapend beton,’ maakte ik zijn zin af, ‘waarop jij je te pletter loopt. Eerlijk, lief, ik weet het niet meer.’ Had ik nu écht lief gezegd. Pfffft, ik had nog een lange weg te gaan.
… Hij ook waarschijnlijk.