Kroniek van een aangekondigd huwelijk – 38
Als puber was mijn dochter gespecialiseerd in ‘spoorloos zijn’. Ze verloor constant de tijd uit het oog, miste trein of bus, reed haar fietsbanden lek of bleef doodleuk eten bij vrienden terwijl ze thuis aan tafel werd verwacht. Haar puberteit viel samen met de glorieperiode van Dutroux. Doemdenken was toen eerder regel dan uitzondering. Ik werd er een kei in.
… Mijn hersenen volgden altijd hetzelfde patroon. Ongedurigheid, ergernis, kwaadheid en – als ze dan eindelijk opdook, zich schijnbaar niet bewust van wat ze had veroorzaakt – opluchting die alle voorgaande gevoelens liet vergeten. Voor wie zich afvraagt, waarom ik haar niet gewoon opbelde … gsm’s werden toen nog beschouwd als speelgoed voor het rijke volk.
Twee keer overschreed dochterlief alle grenzen: een eerste maal toen ze niet terugkeerde van een schooluitstap, een tweede maal toen ze verdween uit het jeugdhuis. Dat was mijn kennismaking met het échte doemdenken. Nadat ik de kwaadheid was gepasseerd, tuimelde ik regelrecht in een put vol doodsangst. Ik belde de rijkswacht, legde hen uit wat er aan de hand was. Minder dan een kwartier later arriveerde de combi. Rijkswachters waren nooit sneller dan tijdens het Dutrouxtijdperk!
… Hun aanwezigheid werkte troostend, maar het zette de film in mijn hoofd niet stil. Terwijl ik koffiezette voor de mannen, zag ik hoe Vero in een camionette werd gesleurd, hoe ze in een kelder werd gesmeten, hoe ze werd verkracht en mishandeld. Ik zag het leven uit haar wegsijpelen. Ik stierf zelf.
Datzelfde proces ging ik nu ook door. Ik printte de word-versie van de knoeimail uit, las ‘m traag en aandachtig door. Niets in de mail verried een ‘verboden’ relatie. Geen troetelnaampjes, geen pikante boodschappen. Dat betekende dat die in geen enkele mail terug te vinden waren, want in dat geval had de anonieme vuilaard zeker zijn kans gegrepen.
… Wat maakte die mail dan wel duidelijk? Ik las opnieuw en opnieuw en opnieuw, vond tenslotte wat ik zocht: ik was van weinig belang, stond zijn dromen in de weg, en was een ijskonijn dat nooit of ter nooit in een tortelduif zou veranderen. Stond dat er echt? Ik weet het niet, maar een mens vindt nu eenmaal waar hij naar zoekt. Altijd. En wat eens gevonden is, valt niet meer te negeren. Overkokende hersenen … ze zouden verboden moeten zijn!
(wordt vervolgd)