Kroniek van een aangekondigd huwelijk – 36
Naar mijn gevoel duurde het eindeloos voor het trillen stopte, maar eigenlijk viel het nogal mee. Toen mijn organen weer deden wat ze moesten doen, was het nog geen twintig voor vier. Ik kieperde de wijn in de gootsteen en trakteerde mezelf op een ‘druppel’. Dat doen de personages uit boeken ook altijd als ze geconfronteerd worden met smerigheid, en dit wás smerigheid. Daarover bestond geen twijfel. Iemand was in het midden van de nacht voor zijn pc gaan zitten om mij de duvel aan te doen. De vraag was: met welke bedoeling?..
… Mij een optater geven of mijn lief en mij uit elkaar drijven?
… Dat zou die anonieme vuilaard niet lukken. Didier mocht die trouw afzeggen, ik ook, maar ik zou niet toelaten dat iemand achter een masker ons zo ver kreeg.
… Wie zat er trouwens achter dat masker? Niemand uit mijn vriendenkring, daar durfde ik mijn hand voor in het vuur te steken. Iemand uit de entourage van Didier?
… Ik dwong mezelf om de mail traag en aandachtig te lezen. Ik kikkerde er niet van op. Degene die het als zijn plicht zag om mij te behoeden voor groot onheil had een fragment bijgevoegd uit een mail van mijn lief aan ‘het mens’. Een échte mail of een gefabriceerde? In dat laatste geval was de vuilaard een literair wonder. Hij gebruikte zowel de woorden die mijn lief zou hebben gebruikt, als zijn schrijfstijl. De tekst kon uiteraard uit zijn verband gerukt zijn. Knippen en plakken was een makkie voor iemand die knoeimails wist te fabriceren. Ik zou … ik wist niet wat ik wou en zou, mijn hersenen schuurden en knisperden als grind. ik nam nog een ‘druppel’.
En die … liet de emmer uiteindelijk overlopen. Het moest gedaan zijn. Er was al veel te veel trammelant geweest de laatste tijd. Mijn lief mocht het oplossen. Benieuwd hoe hij zou reageren als hij dit in zijn mailbox vond – al maakte het mij geen donder uit. Ik zou de sloten van de voordeur vervangen en hem voor eeuwig en altijd naar het niets verbannen. The end of time. The end of time. Ik drukte op ‘doorsturen’. Het scherm van mijn laptop werd eventjes diepzwart, de cursor bleef hangen. In mijn hoofd ging er een alarmbel af. De laatste tijd kreeg ik regelmatig spam die ik niet kon blokkeren, en die ik niet kon melden aan de dienst internetfraude. Probeerde ik dat, dan verdween de mail. ‘Ho, ho,’ zei ik zachtjes (en ik hoorde zelf hoe venijnig mijn stem klonk), ‘dat gaan we niet laten gebeuren.’ Ik kopieerde de tekst uit de mail naar Word, drukte op bewaren, en ging buiten een sigaret roken. Toen ik weer op mijn stoel plofte, bleek de knoeimail opgelost in het niets, samen met de rest van mijn postvak ‘in’. Het geknisper in mijn hoofd was niet meer te harden. Ik haalde mijn telefoon uit mijn broekzak en belde …
(wordt vervolgd)