Kroniek van een aangekondigd huwelijk – 26
Een eind? Aan ons? Het was slikken. Ik nam een slok koffie, liet me even wegzakken in het gemompel rondom. ‘Oké,’ zei ik toen. Mijn woorden kwamen terecht in de leegte. Hij was al weg.
… Ik rechtte mijn schouders, liep de eetzaal uit alsof ik de Queen was (enfin, dat hoop ik toch), liep de trap op. We hadden in onze 23 jaar samen al vaker dieptepunten en afscheidsmomenten gehad. Meestal vond ik hem daarna in bed, plat op zijn rug, blik op oneindig. Deze keer niet. Toen ik onze kamer binnenkwam, was hij zijn spullen aan het pakken. Hij keek me heel even aan – ogen als dode karbonkels, en liep de kamer uit. ‘Lucht nodig.’
Dat was het dan. Geen trouwfeest. Nooit meer dansen. Nooit meer … Niets … Ik kon het niet vatten. Had ik moeten zeggen dat ik zijn uitval van de dag ervoor begreep? Had ik hem moeten vastpakken? Had ik geluk moeten uitstralen dat ik niet voelde? Had ik moeten liegen en komedie spelen? Ik wist het niet. Ik wist alleen dat dit ‘grote niets’ verlammend werkte. Ik plukte mijn sigaretten uit het verdoemzakje van mijn handtas en ging buiten paffen. In mijn hoofd hoorde ik Boudewijn De Groot. Als de rook om mijn hoofd is verdwenen …
… Nog geen tien seconden later ging de telefoon. Hij? Nee, het was dochterlief. Vero. ‘Alles goed, ma?’
… ‘Ben jij helderziend of zo?’
… ‘Een beetje,’ zei ze. ‘Vertel maar.’
… Ik spuwde gal tot die op was.
… ‘Klote,’ zei ze, ‘Didier is een moeilijke man, maar ik ben er zeker van dat hij je graag ziet.’
… ‘Zag,’ zei ik. ‘Verleden tijd.’
… Ze lachte. ‘Je klinkt als ik op een slechte dag. Laat maar overwaaien.’
… Nog voor we afscheid hadden genomen, pingde er een sms binnen. Hij? Nee. Griet. Onze duizendpoot van het Schrijverscollectief met het bericht dat de drukproef van onze laatste verhalenbundel in mijn mailbox zat. En of ik … De woorden veroorzaakten een instant paniekaanval. In deze omstandigheden drukproeven corrigeren. No way!
Ik wenste dat mijn moeder er nog was. Een telefoontje met haar zou waarschijnlijk alles in een ander perspectief hebben gezet, maar er is geen telefoonlijn naar de eeuwigheid. Ik bleef dus paffen tot mijn longen om genade brulden, ging toen terug naar onze kamer. Die bleek intussen veranderd in MIJN kamer. Alles wat van hem was, bleek weg. Ik was alleen met mezelf. En dat voelde als een groot en pijnlijk verlies. Leegte alom …
(wordt vervolgd)