Kroniek van een aangekondigd huwelijk – 5
We regelden niet zo veel meer die avond. Om het aanstaande huwelijk te vieren, draaide mijn lief de dop van een fles bruine rum. We dronken er eentje. En een tweede. Daarna werd regelen zo goed als onmogelijk.
… De dag erna kregen we bezoek. Een onbekende waarmee we aan de praat waren geraakt tijdens een voorstelling van Dansen in het park. Omdat ons gesprek nog niet was afgerond, had mijn lief hem uitgenodigd om te komen eten.
… ‘Als hij komt,’ zei ik. ‘Die mens kent ons van haar, noch pluimen. Misschien denkt hij dat we zo’n gestoord stel seriemoordenaars zijn. Of misschien is HIJ kaduuk in zijn hoofd, en eindigen wij als stoofvlees.
Wim – zo heette hij – bleek niet kaduuk, en wij sloegen niet aan het moorden. Het werd een leuke, interessante avond. Met veel en lekker eten (dank zij mijn lief) en voldoende kaarsjes en drank (dank zij mij). Het werd ook ons eerste voorhuwelijkse wrevelmoment. ‘Laat ons klinken,’ zei Didier nadat we de wijn hadden geruild voor een digestiefje (ja, we kijken hier niet op een slokje minder of meer). ‘Op een geslaagde avond en op ons toekomstige huwelijk!’
… Wim barstte los in complimenten, Didier glunderde, ik deed met hem mee, maar vocht tegen mijn kolere. ‘Wat was dat nu?’ zei ik toen we alleen waren. ‘Waarom zeg je dat tegen een vreemde. De kinderen weten het nog niet eens.’
… ‘En dan?’
… De sfeer zat meteen onder het vriespunt.
Tja… hoe het bij anderen zit, weet ik niet, maar voor mij is er één engagement dat altijd voor gaat: dat naar mijn kinderen toe. Ik ben (en blijf) eerst en vooral moeder. Een cliché, ja. Zo is het al veertig jaar. Ik voelde het gebeuren toen de gynaecoloog mijn eerstgeborene op mijn buik legde. Op slag veranderde ik van de speelvogel die ik toen was, in leeuwin. Ik weet nog precies wat ik dacht: degene die dit schepseltje kwaad wil doen, bijt ik met mijn eigen tanden de strot over. Misschien zit er dus toch een stukje moordenaar in mij…
… De tijd veranderde daar niets aan. Het is beu voor mijn lief, dat besef ik, hij zal nooit vóór de kinderen komen. Ik wil hem soigneren tot het einde van mijn dagen, maar nooit ten koste van. Het idee dat iemand wist dat we wilden trouwen, terwijl Vero en Michiel nog nergens vanaf wisten, daar kon ik niet mee om. Er hing niet veel love in the air, de rest van de avond.
(wordt vervolgd)