Kroniek van een aangekondigd afscheid – 5: de confrontatie.
Wat deed ons ma toen het slecht ging met ons pa, vraag ik me af als ik een uur later wakker word.
… Daar moet ik niet lang over nadenken. Ik hoor het haar bijna zeggen. ‘Gewoon doordoen, kind. De normale dingen. Het leven hebt ge niet onder controle, maar uw eigen zaken kunt ge wél draaiende houden. Goeie soep maken, of rijstpap, of cake. Dingen waarmee ge zowel uzelf als anderen een plezier doet.’
… Niemand zit te wachten op een baksel of brouwsel van mij, dat weet ik héél zeker. Niets wat uit mijn kookpotten of mijn oven komt, smaakt zoals het moet, maar er zijn wel een paar andere zaken waar ik goed in ben.
… Een kwartier later zit ik voor mijn pc, met een dampende beker koffie en een praline van Leonidas (ja, alweer!) en werk ik – na het nodige over-en-weer-getelefoneer – een bezoekschema uit. Ik sta er als laatste op, want ik ben tot het eind van de week blok-oma voor Olivier, en ons ma zou het absoluut niet waarderen als ik haar achterkleinzoon aan zijn lot overliet.
De eerste berichten zijn niet bemoedigend.
… ‘Ze sliep en ik wilde haar niet wakker maken.’
… ‘Heel even haar ogen open.’
… ‘Ze kent ons, denk ik, maar…’
… En dan: ‘ze kan nog steeds niet praten.’
… Ik houd me recht aan het woordje ‘nog’.
Als het mijn beurt is, ben ik op van de zenuwen. Erger eigenlijk. Ik ben báng om die kamer binnen te stappen, voel letterlijk mijn bloeddruk pieken. Druk in mijn oren. Gesuis. Ons ma die zo veel slaapt – overdag nog wel – dat is NIET normaal. Waarom moest ze nu precies iets in haar hersenen krijgen? Een botbreuk, hartschade, een tegenstribbelende darm, kanker… Al die kloterige aanvallen op een mensenlijf kan ik aan. Maar een hersenbombardement? Nee! Haar ziel, ‘haar zijn’ zit daar. Wat als ze mij niet meer kent? Olivier die met mij is meegereden geeft een kneepje in mijn hand. ‘Gaat het oma?’
… ‘Het gaat,’ zeg ik.
Ze kent me nog. Er glijdt een klein scheef lachje over haar gezicht. Ik voel me slap van opluchting. ‘Dag ma.’ Ze knippert. Ik verwacht een ‘Ha, ge zijt daar, het werd tijd.’ Dat komt er niet. Ze blijft knipperen. ‘Ma?’ zeg ik. ’Ma?’
… Ze rolt met haar ogen, trekt haar wenkbrauwen op als ze Olivier ziet.
… ‘Ja, zeg ik. Hij heeft gedaan met blokken.’
… ‘Haar mond gaat open en dicht, ze probeert iets te fluisteren, schudt haar hoofd.
… Op dat moment komt er een verpleegster binnen. ‘Ah, Juliette, alweer bezoek? Gij wordt nogal verzorgd, hé?’ En tegen mij: ‘ze ziet er goed uit, nietwaar? Het is een taaie!’
… Ik slik een klodder zuur, een uppercut en een ‘fuck you’ door. ‘Ja,’ zeg ik. Het is een taaie.’ Ik keer haar mijn rug toe, pak ons ma vast, fluister in haar oor dat ik haar graag zie.
… Ze knippert dat ze het weet. Enfin, dat wil ik in elk geval geloven.