Het verweesde kind 3 – dozen van beton versus mystiek
In 1999 maakte ik – samen met mijn kinderen – de reis van mijn leven. Een kleine maand trok ik met een groepje van vijftien door Midden-Amerika. De enige die ik mij nog herinner, is Rob, de reisleider. Alle anderen verdwenen in de nevel van de tijd.
… Mijn schrijfgroep uit het jaar 2000 kwam er beter van af. Zeven van de tien overleefden de valkuilen van mijn geheugen. Evy, zo stil en schichtig dat ze bijna onzichtbaar was, Bart, de man met het bokserlijf, en de eerste van mijn pupillen die een uitgeverscontract kreeg, Kathy met de azuurblauwe ogen, Hugo, de senior met de woeste baard die tot zijn 87ste cursus bleef volgen, een intussen naamloze jongen die enkel over melkflessen wilde schrijven en – uiteraard – mijn lief en Erna.
… Aan vakanties hield (en houd) ik landschappen over, kunstwerken, sferen, sfeertjes en anekdotes. Schrijfweken leverden vriendschappen op – vaak voor het leven. Geef mij de keuze tussen een weekje ontspanning in een of ander doorstoofd oord en een weekje tekst vreten op een vaak dubieuze locatie, dan kies ik voor het tweede. Zeker weten!
De mottigste plek waar we ooit terechtkwamen, was de eerste: Dworp. Een kille verzameling blokkendozen, steriel en kleurloos. Zelfs de roze wolk waarop ik zweefde kon de saaiheid van het complex niet verhullen. Om de haverklap glipten de cursisten het terrein af, om gezelliger oorden op te zoeken of om iets eetbaars te scoren, want de maaltijden in Dworp leken verdacht veel op varkensvoer. Vier kilo was ik kwijt tegen het einde van die week, en nee, daar zat mijn lief voor niets tussen!
De meest magische plek – daar is iedereen die er ooit was het roerend over eens – was la Chartreuse de Valbonne, een half vervallen Kartuizerklooster in de Gard. Bloedheet, kurkdroog, doordrenkt van mystiek en onbereikbaar voor de buitenwereld. Wifi was er niet, en telefoneren kon enkel vanuit de dakgoot (met gevaar voor je leven) of vanop de heuvel, een kilometer verderop.
… De beelden tuimelen over elkaar heen…
… De aankomst van Marianne, met vijf valiezen en zowat de helft van haar huisraad, dezelfde Marianne die te midden van het centrale plein – onder het oog van Vader Abt – haar blouse uittrok om er een eekhoorn mee te redden.
… Het ‘kattenpieskot’ waar we schuilden voor de zon.
… Geert die – samen met een twintigtal anderen – op de grond moest slapen, omdat de extra vleugel die ons was toegewezen op instorten stond.
… Betty die zich een spierscheur danste.
… De sloten wijn elke nacht, en de lossere zeden die dat met zich meebracht.
… Kelia die maar niet kon zwijgen over het navelpluis van haar lief (en daar ook een verhaal over schreef).
… Hugo (de man met de woeste baard) die zijn vrouw Hilde door haar dagelijkse epilepsieaanval hielp, met zo veel liefde in zijn ogen dat iedereen er week van werd.
… De prut die moest doorgaan voor goulash.
Ja, Valbonne was legendarisch, zelfs zonder verweesd kind.
(wordt vervolgd)