Zot zijn enzovoorts 28 – Ivanov, Beleguic en Rose
Nog voor Ivanov en Beleguic goed en wel waren uitgestapt, sprong de vrouw met de roze plooirok uit de struiken. Op zowat anderhalve meter van de twee bleef ze staan, wees naar ons en begon aan een uitleg die het bloed naar haar wangen stuwde. Ivanov knikte en kwam naar ons toe. ‘Didier?’
… Mijn lief knikte. ‘English? Français?’
… De man haalde zijn schouders op. ‘Wie du möchtest. Svenska är också bra. Lli Russkiy.’
… ‘English please,’ verbeterde Beleguic. ‘For Rose.’ Ze wees naar het groen-roze kleurenpallet, dat meteen begon te knikken.
… Ik moest denken aan die missie-spaarpotjes van vroeger. Het knikkende negertje.
{Ja, ik weet het: verboden woord! Maar wat moet ik dan schrijven? Het knikkende Afro-mannetje of zoiets? We gaan niet onnozel doen, hé? In de tijd dat die spaarpotjes bij de kruidenier op de toonbank stonden, was ‘negertje’ in mijn milieu een doodgewoon, niet veroordelend woord. Het woord voor de kindjes die je kon redden met zilverpapier van chocoladerepen, het woord voor de kindjes die je met schietgebedjes in de hemel probeerde te krijgen. Dit terzijde…}
‘Yes, Rose, that’s me. And I love France. I love Philippe. I love Daniëlle.’
… Dat wisten we dan ook weer. Ivanov heette Philippe, Beleguic was Daniëlle. ‘Ingrid,’ stelde ik me voor en stak mijn hand uit.
… Ze ging niet op de loop, maar het scheelde niet veel. Haar ogen werden kogelrond, zochten schichtig een uitweg. Ik ging een stapje achteruit. Ze ontspande. ‘Thank you, Ingrid. You’re cute. Nice pants, nice shoes, nice necklace, and your hair…’
… Ik staarde wat gegeneerd naar mijn voeten die nog onder het zand van Plougasnou zaten. Omgaan met complimenten, het is niet mijn sterkte.
… Beleguic redde me. ‘Ik vind geen reservering van jullie.’
… ‘We reserveerden niet,’ zei ik. ‘We waren in de buurt en dachten…’
… ‘Denken is prima.’ Philippe knipoogde. ‘We hebben een kamer vrij. Kom maar.’
Er zijn – moet ik bekennen – niet veel huizen die me aanstaan. Het gros is te kleurloos (beige, wit en grijs, ze zouden het moeten afschaffen). Van het restant mist de helft ‘ziel’. Het huis waar Philippe ons binnenloodste had ziel te over, maar voor de rest was het een van de lelijkste panden die ik ooit gezien had. Rommelig, aftands, aangekleed met net verkeerde tinten bruin en roze, kasten en wanden vol prullaria. Het pakte voorwaar op mijn adem. Daar stond tegenover dat zowel hij, zijn vrouw als Rose duidelijk blij waren met ons. Dat maakte veel goed. Nee, dat maakte ALLES goed.
… Bovenaan de trap nam Daniëlle het over. Ze leidde ons een volgestouwde woonkamer binnen, zette water op voor thee. ‘Om de tijd te doden,’ zei ze met een verontschuldigend lachje. ‘Philippe moet de kamer nog kuisen. Tenzij jullie liever op zoek gaan naar iets deftigs.’
… Rose, die ons op veilige afstand was gevolgd en een plaats zocht, zo ver mogelijk bij ons vandaan, keek haar verontwaardigd aan. ‘Who wants something fancy when they can have you?’
Ik zocht de ogen van mijn lief, las erin wat ik wilde lezen. Rose had gelijk. Wie wilde er iets deftigs als we deze mensen konden hebben. ‘We’ll stay,’ zeiden hij en ik gelijktijdig.
… Of dat een goeie keuze zou blijken?
… Zoals Rose het zou hebben gezegd: ‘Be sure of yes!’
{foto genomen in Kerlouan – alweer een aanrader}
(wordt vervolgd)
Ha Ingrid, ik geniet zo van je verhalen alsof ik erbij ben. Ik overweeg om in september ook naar Bretange te gaan, dat is als ik rustig genoeg ben, ik ben aan het herschirjven en zo, om te gaan. Dank je voor het delen, lief mens. Neel.
Merci, Neel!
Zeker doen, Bretagne. Heb je geen rust, dan vind je die daar. Heb je dan ook nog treffelijk weer, dan kom je in de hemel terecht…