Zot zijn enzovoorts 23 – op de vlucht…
Achter mij gilde iemand. ‘Mais non, Nanette, mais non!’ De druk op mijn schouder verdween.
… Nog voor ik kon vragen wat er was gebeurd, stond de eigenares van de zaak aan onze tafel met twee verse karafjes wijn. Tegen de shock. Ze zag de schrammen in mijn nek, trok bleek weg. ‘Un instant.’ Een minuut later was ze terug met ontsmettingsmiddel. Ongewild werd ik het spektakel van de dag.
… Wat er nu eigenlijk gebeurd was, vroeg ik aan mijn lief, toen de eigenares – na nog minstens tien excuses – weer achter haar toog stond.
… ‘Haar dochtertje passeerde achter jou met een kat in haar armen en…’
… ‘Zette ze die in mijn nek? Waarom?’
… ‘Maar nee, dat beest schrok van iets en sprong weg.’
… ‘Schrok van iets?’
… ‘Misschien van je haar. Ik moet zeggen, met al die wind ziet het er wel héél woest uit.’
… ‘Of ze wilde erin nestelen, zoals die mus vorig jaar en dat meesje in Wildert.’ (En nee, dat verhaal vertel ik niet. Neem gewoon van me aan dat mijn warhoofd een hoge nestwaarde lijkt te hebben.)
De nacht ‘in het wild’ die daarop volgde sla ik over. Voeg aan dat claustrofobische bed een portie krabbelgeluiden toe, een spin zo groot als een krab en een wasbeurt met één deciliter water voor twee (want onze tank was leeg), en dan krijg je allicht een heel realistisch beeld.
… Het eerste wat we de volgende morgen deden, was een B&B boeken in het binnenland – far from the madding crowd, en vooral: ver weg van die VW.
We stippelden een toer uit naar Pontivy, lieten de schone kustlijn achter ons. Binnen de kortste keren reden we door een landschap dat een beetje deed denken aan Hoge Ardennen, met dorpjes die dan weer eerder thuis leken te horen in de Elzas. Kronkelende kasseienstraatjes met prachtig gerestaureerde vakwerkhuizen. Overal bleek het markt te zijn. Echt opschieten deden we niet. Uiteindelijk lieten we ons simpelweg leiden door bordjes naar lokale bezienswaardigheden, waardoor we dik na de middag arriveerden bij l’Étang Neuf in Plésidy. Het weer was druilerig, de wind kil. Geen fijn picknickweer, maar we hadden geluk. Vlakbij het meer was een restaurantje – volgens Google het enige in de wijde omtrek.
… ‘Proberen?’
… ‘Proberen!’
Het werd een verrassing op alle fronten. Het van buiten onooglijke etablissementje bleek vanbinnen reuzengroot, het zat stampvol (terwijl er nauwelijks auto’s stonden op de parking) en het rook er naar de zevende hemel.
… Geen poespas daar.
… Een menu, te nemen of te laten.
… We namen het.
… Als voorgerecht vismousse, als hoofdschotel baars met een overvloed aan groenten (niet evident in Frankrijk). Ongevraagd een karafje witte wijn, een karafje water, en twee koffies.
… De schoonste verrassing hielden ze voor het eind. De rekening voor al dat lekkers bedroeg 22 euro voor ons beiden. Elf euro per kop dus. Daar heb je bij ons (in Vlaanderen) nauwelijks een croque voor – en dan meestal nog één met van dat vieze toastbrood, en met kaas die smaakt naar plastic!
… Hoe ze het doen in Frankrijk, weet ik niet, maar… ze doen het. Beter dan hier!
(wordt vervolgd)
Die B&B, ik had het voorspeld…
Yip!
Had ik maar van dat nesthaar op mijn hoofd
Ik ga vrijdag naar de kapper. Zal ik wat apart houden?