Zot zijn enzovoorts 21 – Rotterdammers gestraft door prediker…
Het maakte ons niet veel uit op welke camping we terecht kwamen (als alle slagbomen nog niet onherroepelijk dicht waren!). Soms was het douchewater koud, soms warm, hoe dan ook altijd met een doseerknop (30 seconden water per keer), de een had een winkeltje, de ander een restaurant, nog een ander niets van dit alles. Plaats was er – tijdens het voorseizoen – met hopen, praatgrage buren waren ook meestal voorhanden, en bordjes met goede raad en regeltjes tierden overal even welig.
… ‘Gewoon rijden en hopen?’ vroeg mijn lief.
… Zo geschiedde.
Een uur later zaten we op een niet ongezellig terras met uitzicht op een zwembad, omheind met regelbordjes, waaronder: niet toegankelijk na zonsondergang, (we aten dus zonder de geur van zonnecrème), met naast ons een koppel uit Rotterdam dat niet wist wat te drinken omdat ze het Franse woord voor rood niet kenden.
… ‘Rouge,’ zei ik (enfin: moeide ik me).
… Tegen het einde van de maaltijd had ik bijna genoeg gegevens voor een biografie. Hij (Jopie) was haar derde man (sinds vorige week) en zat in de showbizz, zij (Samantha) verdiende de kost als masseuse (knipoog), na deze huwelijksreis zouden ze samen de wereld verbaasd laten staan.
… ‘Nou ja, als we het halen.’
… ‘Hoe bedoel je?’
… Toen kwam de aap uit de mouw. Ze reisden met een reuzecamper (zo groot als een lijnbus, bleek later), die hen geregeld tot ‘te voet’ dwong.
… ‘Die wegen hier. Waarom maken ze die zo smal? Waarom bouwen ze alle bezienswaardigheden op onbereikbare plekken. We moeten telkens weer lopen. Daar ben ik niet op gemaakt, joh. Moet je mijn benen zien. Wie wil er nu verwend worden door een vrouw met wielrennerskuiten?’
… We wisten al wat er komen ging. En ja, hoor. Ze wilden zo’n VW’tje.
… Ik keek nog eens goed naar Samantha, probeerde me haar voor te stellen op een vouwemmer. Stiletto’s, een rokje tot net onder haar kont, een topje met zicht op haar navel, gebruind tot in haar oksels. ‘Doen!’ Het kwam eruit als een hik.
… Mijn lief opende zijn mond, sloeg een blik op de pens van de man (die nooit-nooit-nooit tussen de voorstoelen en het bed zou passen) en beaamde. ‘Doen!’
De volgende morgen (ja, na alweer een even-even-even-nacht, afgesloten met Feldene) giechelden we nog steeds na, ook al liet de zon ons in de steek, en was de lucht zwaar van water.
… We besloten de kust te volgen naar Saint-Brieuc, en vandaar koers te zetten naar Paimpol, waar we de boot konden nemen naar Île de Bréhat, een absolute must op het lijstje van mijn lief.
Het liep enigszins anders…