Zot zijn enzovoorts 18 – Ome Willem…
De koffie vertikte het om wonderen te doen. Ik zette mijn zonnebril op, een grote, waar de helft van mijn gezicht achter schuil ging.
… Er viel een schaduw over ons tafeltje. ‘Goeiemorgen, luitjes. En smakelijk.’ Een rijzige Nederlander van zowat onze leeftijd, schatte ik, (uiteindelijk zou hij tien jaar ouder blijken te zijn) knikte ons stralend toe. ‘Ome Willem,’ stelde hij zich voor. ‘Net als jullie verliefd op de California, nog meer dan op mijn vrouw.’ De joie de vivre spatte van hem af. Hij wees naar de sticker op de achterbumper. ‘Gehuurd, zie ik. Eerste keer?’
… We knikten.
… ‘Ja,’ zei mijn lief. ‘En de laatste. We doen geen oog dicht.’
… En toen stelde Ome Willem de vraag die ik intussen al verschillende keren kreeg in reacties op deze schrijfsels: ‘Jullie zijn toch niet zo gek om beneden te slapen? Waarom, in godsnaam?’
… ‘We weten niet hoe het moet,’ zei ik.
… ‘Moet? Wat moet?’
… ‘Open en dicht?’
… Er verscheen een frons tussen Ome Willems wenkbrauwen. Zijn hoofd zakte een klein beetje scheef, zijn ogen vernauwden zich tot spleetjes. Alsof hij naar een prehistorisch iets keek. Toen lachte hij. ‘Nou, nou, jullie Belgen hebben wel een apart gevoel voor humor, hoor. Gewoon een druk op de knop, toch?’
… Nu was het onze beurt om uit de lucht te komen vallen. ‘Druk op de knop?’
… Het moet zowel eerlijk als wanhopig hebben geklonken, want zonder zelfs maar te vragen of het mocht, stapte hij ons busje binnen en activeerde het scherm waarmee je onder andere de frigo regelde en de batterij controleerde. Zijn mond viel open. ‘Tja, luitjes, nu breekt mijn klomp. Ik wist niet eens dat dit nog bestond. Mijn busje is tweedehands, twintig jaar oud, maar compleet geautomatiseerd, en jullie…’ Hij stotterde ervan. ‘Jullie rijden, bij God, met een manuele!’
Het heeft me de rest van de reis beziggehouden: of we er waren opgelegd, of niet. En nee, dat waren we niet. De California Ocean heeft een automatische daktent, de Coast niet. Zo staat het klaar en duidelijk in de uitleg. Alleen… hadden we ons niet gerealiseerd wat dat inhield. ‘Niet elektrisch.’ Dat had de man die ons wegwijs maakte bij Van Hoe ook gezegd, en vervolgens had hij meer dan een kwartier gespendeerd aan alle valkuilen die je moest ontwijken als je het dak open (maar vooral) dicht maakte, een kwartier om ons te wijzen op alles wat er kon scheef gaan, op alles wat we konden verknoeien aan dat peperdure ding, als we niet volgens het boekje werkten. Halverwege waren we allebei afgehaakt. We hadden dat beneden-bed, toch?
…‘Weet jij hoe het werkt?’ vroeg ik aan ome Willem.
… ‘Nee,’ zei hij met een gemeende zucht. ‘Ik mag dan oud zijn, maar antiek, dat ben ik niet. En nu,’ vervolgde hij, ‘ben ik ervandoor. Voor mijn vrouw denkt dat ik scheve schaatsen rijdt.’ Hij stapte kwiek naar zijn eigen busje, mét tentdak.
… Wij ruimden onze spullen op en vertrokken naar Saint- Malo.
(wordt vervolgd)