Zot zijn enzovoorts, 15 – de eerste must: Dinan
De volgende morgen was het bed zo mak als een lammetje. Het bouwde ei zo na zichzelf om tot bank. Ik verhuisde de kookspullen weer naar de juiste kastjes, stopte de regenkledij terug in de koffer, en sneed het flintertje appelcake dat we de avond ervoor niet hadden opgegeten, netjes in twee.
… Le Balcon de la Baie nodigde uit tot blijven hangen, de mensen die er verbleven eveneens. Nog voor de koffie begon te pruttelen, hadden we al drie gesprekken gevoerd – in matig Frans, behoorlijk Engels en belabberd Duits. Gertrude (geboren en getogen in Bonn) was er het hart van in dat we niet bleven. Op haar echtgenoot na, bleek ik de eerste in tien dagen waarmee ze in haar moedertaal had kunnen praten. Dat ik er niet al te veel van bakte, zei ik.
… ‘Aber nein, du machst es richtig. Wie dieser Footballspieler von damals.’
… Bedoelde ze Pfaff? Ik slokte mijn koffie naar binnen, en stond op. ‘Leider…’
… Een kwartier later waren we weg.
Het was onze bedoeling vanaf nu de kustwegen te volgen. Onze gps-madam (ik noem haar Bibiane, omdat haar stem even scherp en onaangenaam was als die van de enige Bibiane die ooit mijn pad kruiste) was het daar duidelijk niet mee eens. In niet mis te verstaan Hollands dirigeerde ze ons telkens weer naar de autosnelweg. De tiende of de elfde keer dat ze ons wilde bijsturen, gaf ik het op. ‘Ik ben dit gedoe spuugzat, volg haar maar.’ Zo belandden we in Dinan.
Het stadje had op MIJN lijstje gestaan, niet op dat van mijn lief, en vermits ik beloofd had volgzaam te zijn (Bah!) hadden we het niet ingepland. Als ik Bibiane (een spuugslechte gids) voor één ding dankbaar ben, dan is het voor Dinan. Ik werd meteen verliefd op dit pareltje. Op de straatjes, de steegjes, de rivieroevers, de schier eindeloze trappen. En om het helemaal fijn te maken… mijn lief was al even betoverd als ik.
… Wat er dan zo speciaal aan is?
… Wel, Dinan koos ervoor oud te blijven – authentiek. Niet op de Belgische manier (schoon toeristisch centrum met troep eromheen), maar stijlvol tot in de puntjes, tot in de uithoeken, tot ver voorbij de stadspoorten. We verdwaalden in het centrum, kwamen terecht in de rand, doorkruisten slaapstraten, allemaal even karaktervol. En dan heb ik het nog niet over de winkeltjes gehad. Ja, in verkleinvorm. Geen onderafdelingen van grote ketens, geen pop up stores, geen neon. Enkel eigenzinnige zelfstandigen met een uiterst persoonlijke ‘look’.
… Typerend voor Bretagne, zouden we al snel merken. Eigenzinnigheid is daar een must. Dat wisten we toen nog niet.
… We bleven er uiteraard eten. Op een piepklein terrasje waar mussen vochten voor kruimeltjes van onze galettes, de specialiteit van de streek. Een (soort van) hartige boekweitpannenkoek. We kregen er – ongevraagd – een karafje gratis cider bij. Wil je af van de alcohol, ga dan zeker niet naar Bretagne😉
(wordt vervolgd)
Dinan ziet er inderdaad prachtig uit. Fantastisch dat zulke steden nog bestaan.
Er volgt er nog zo een. Bretagne is een schatkamer – in openlucht weliswaar…
Klinkt al meer als vakantie….