Zot zijn doet soms zeer! – Bretagne in een VW California – 2
Om een lange proloog kort te houden: ik kocht géén oldtimer. Zonder technisch vernuft viel daar niet aan te beginnen, en – ook niet onbelangrijk – door de toegenomen eisen op ecologisch vlak – mag je er geen steden meer mee binnen. En nee, ik kocht ook geen platte schoenen. Dat is nu echt iets waar ik op mijn leeftijd niet meer aan wil beginnen!
… Ik begon wél uit te kijken naar een tweedehands modern exemplaar. Met pijn in het hart, want die dingen zijn uitgedokterd, dood gedacht, plat geredeneerd, ze hebben de charme van een Aldi op zaterdag.
… ‘Toch geen probleem voor jou,’ zei mijn lief. ‘Gordijntjes en een likje verf doen wonderen. Ik weet zeker dat het goed komt.’
… Zelf was ik een stuk minder positief. Ik moest constant denken aan wat André had gezegd. Of ik kon rijden? Tout court? Ik probeerde mezelf te zien als chauffeur van zo’n ding. Dat lukte. Vooral op brede autosnelwegen en uitgestorven landweggetjes. Het probleem was dat er na rijden altijd parkeren volgde. Het idee om zo’n busje in een poepgaatje te manoeuvreren waar ik zelfs met mijn Fiëstaatje nauwelijks in raak, bezorgde me al bij voorbaat klamme handen. Nee, kocht ik zo’n busje, dan moest ik me ook een chauffeur aanschaffen.
… ‘Een slaaf, bedoel je,’ lachte mijn lief. ‘Iemand die het vuile werk opknapt en enkel zijn mond opendoet als jouw hoofd daar klaar voor is. Bedoel je dat?’
… Hij zat er niet al te ver naast, al was ik zo slim om dat niet toe te geven.
(wordt vervolgd)