De armzalige waarheid…
‘Wachten heeft geen zin. Ze staken.’ De man combineert mondmasker met sjaal en pet. Ik zie alleen zijn ogen: lichtblauw en vriendelijk.
…‘De bussen? Hoezo? Daarstraks…’
…‘Het stond op Facebook.’
…‘Maar…’
…‘Jij doet iets met kunst, hé. De kleur spat van je af. Schilder je?’
…‘Met woorden,’ zeg ik.
…‘Schrijfster? Serieus? Zoals Van Reybrouck.’
…‘Niet zo. Ik…’
…‘Gedichten?’
…‘Verhalen.’
…‘Als Brusselmans dus.’ Ineens zit er ijs in zijn ogen. ‘Dat valt me tegen. Ik had je eerlijker ingeschat. Wat is er mis met de waarheid?’
…Voor ik kan antwoorden, komen er twee bussen aan. De man keert zich abrupt van me af en stapt op. Ik neem de andere lijn.
Het is gek. Een doodgewone man die in gekuist Vlaams min of meer verwoordt wat Gaea Schoeters eind vorig jaar in de Standaard schreef. Dat “echt” tegenwoordig goud is, en fictie “kak”. Zij zegt het beschaafder, dat wel.
…Is het daarom, vraag ik me af, dat mijn boeken zo vaak onder tafel worden geschoven? Omdat ik een voorliefde heb voor personages die buiten de lijntjes kleuren? Omdat ik verhalen zie als de mogelijkheid om te ontsnappen aan het alledaagse?
Spijtig… want hoe je het ook draait of keert, alle fictie wordt geboren uit realiteit.
Neem nu “Mijn zoon, mijn monster”. Labbekak, de slechterik, bestaat, en ik had het ongeluk hem tegen het lijf te lopen.
…Had ik dat moeten neerschrijven in al zijn armzalige lelijkheid?
…Hoe ik werd aangesproken door een man met paardentanden? ‘Je hebt trieste ogen, daar wil ik iets aan doen.’
…Hoe hij me in een taxi volgde naar huis? Hoe hij later mijn woning binnendrong? Hoe hij me twee jaar stalkte en terroriseerde, ermee dreigde mijn kinderen iets aan te doen? Hoe hij me uiteindelijk opsloot in de kelder? Net zoals hij in het boek doet met Suzy?
…Had ik moeten schrijven over mijn domme, bange, jonge ik?
…Had ik goud gecreëerd als ik mezelf te kakken had gezet?
Griezelig, vind ik dat.
…Geef mij dus maar Irma als hoofdpersonage. Zij vond de lef om te doen wat ik niet durfde.
…Met een staafmixer nog wel! Alleluja!
Dag Ingrid, ik weet niet of jij mijn mail ontvangen hebt (1 februari). Als dit wel zo is, ben ik blij. Maar er kwam op dat het naar niemand nverzonden is geweest en dat zou ik jammer vinden. Ik had het onderstaande geantwoord op je mailtje van ‘de armzalige waarheid’:
Dag Ingrid,
Het is alweer even geleden dat we mailtjes uitwisselden.
Ik weet niet of dat wat in je laatste mailtje staat, effectief voor jou realiteit geweest is maar ik hoop uit het diepste van mijn hart van niet.
Ik wil zeggen dat ik je begrijp. De reden dat ik ooit begon met schrijven was net om te ontsnappen aan de realiteit. Het neemt zaken niet weg, maar het kan enorm veel deugd doen. Zelfs al maak je er fictie van, het vergt enorm veel moed om het op papier te zetten. Ik wou dat ik dat kon.
Trek het je vooral niet aan wat andere mensen zeggen. Wij hebben op enkele maanden zo veel van je bijgeleerd. Blijf vooral doen wat je doet.
Veel liefs,
Valerie
Dag Valerie,
nee, ik had je mailtje niet ontvangen, raakte allicht verstrikt in dat weidse web.
En ja, wat in mijn laatste blog stond was realiteit – waar ik fictie van maakte, zodat ik uiteindelijk na al die jaren toch nog als overwinnaar uit de strijd kwam. Dat was nodig;-)
En ja, hoor, ik blijf absoluut doen wat ik doe, al is de charme er dit jaar wel een beetje af omdat alles per zoom moet.
Enfin, duimen maar dat volgend seizoen weer live kan geleefd worden!
Bedankt voor je bericht!
Dat zou toch mooi zij, ‘als het weer mag’ reizen naar het buitenland. Wij naar jou (dat zijn we van plan) of jij naar ons, hoe dan ook lonkt de toekomst van ontmoeting. Op weg via de snelweg van de verbeelding zoals jij dat zo mooi zegt. Liefs Astrid
Dat zou inderdaad schitterend zijn, Astrid – in welke richting ook…
Mijn reactie gaat in dezelfde richting als die van Johan. Wat je schrijft in je blog geeft een extra dimensie aan je boek. Ik wist iets van je negatieve wedervaren, maar de link naar het boek had ik niet gelegd. ‘Mijn zoon, ..’ is dan een revanche. Nu begrijp ik beter de hevige emotie van Irma en haar behoefte aan wraak… Wat je hebt meegemaakt is geen ‘armzalige lelijkheid’, het is eerder dramatisch. Daarover schrijven zou moedig zijn en sterk, al moet je je dan kwetsbaar opstellen zoals in je blog. En ik ben de laatste om te zeggen waarover en hoe je moet schrijven.
Hey Joos,
ik begrijp je helemaal, maar ik heb gewoon geen zin om me weer te gaan wentelen in dat lelijke drama. Ik ben een dromer, weet je wel…
Hallo Ingrid,
Alleen de werkelijkheid geeft kan een soort verengd beeld geven, alleen jouw belevenissen, dat kan ook voor de lezers gelden die zich er in herkennen. Wat ik heel goed begrijp dat je het vijf jaar geleden nog niet kon schrijven en nu door je te verplaatsen in de moeder, wel. Ik geniet van de ‘zijstraten’ waarin je je begeeft. Die maken het verhaal. Ook in het boek over Paula S. komen die zijstraten voor, waar ik me ook wel afvraag, hoe zit dat in elkaar en dat dan vervolgens laat liggen omdat het zo intrigerend en mooi geschreven is. Alleen rijden op de snelweg van het verhaal, dat is voorbijgaan aan de veelkleurigheid van de menselijke geest. Ik kon me ook niet echt verplaatsen in Irma, maar ik heb met ontzag en verbazing gekeken naar haar volharding waarmee ze haar missie voltooide. Ik vond het wel jammer dat ze dood ging, zo een kleurrijk figuur. Ik wilde nog wel een stukje met haar mee. Maar ja, zij had haar missie voltooid. Je verplaatsen in je kwetsbare jongere ik is een ander verhaal. Wie weet ga je dat ook nog eens schrijven. Liefs Astrid
Hey Astrid,
ik denk niet dat ik dat verhaal van mijn jongere ik ooit nog zal uitschrijven, maar ik vind het wel ontzettend fijn dat mensen (jij!) er interesse voor hebben. Ik ga verder rijden op een mooie veelkleurige snelweg, denk ik. Een weg met verhaal en met bijgevoegde kleur. Daar voel ik me het lekkerst bij.
Als Corona verdampt is, kom ik jullie misschien wel eens een keertje opzoeken. Lekker in het buitenland!
Hey Ingrid. Ik ben niet echt een schrijver en kan niet beoordelen wat ‘goud’ is en wat ‘kak’ in de literatuurwereld van vandaag. Ik weet wel dat dit kleine stukje blog over ongetwijfeld een heftig persoonlijk verhaal mij raakt en -sorry daarvoor, maar ik weet dat je eerlijkheid apprecieert – méér dan Irma dat doet (daar kreeg ik niet echt connectie mee). Ik geloof niet dat schrijven over of vanuit iets traumatisch dat je zelf hebt meegemaakt gelijkstaat aan ‘jezelf te kakken zetten’. Het lijkt alsof je dat “jonge domme bange ik” alsnog veroordeelt. En dat verdient ze niet. Jij kunt erg mooi schrijven en ongetwijfeld zou je haar recht doen. Ik merkte dat jouw blog, geschreven vanuit een kwetsbaarheid, mij bleef bezig houden en ik niet anders kon dan even reageren. Ik hoop dat je het mij niet kwalijk neemt. Van harte. Johan
Hey Johan,
natuurlijk neem ik je dat niet kwalijk. Wat voor een raar mens zou ik dan wel zijn;-)
Weet je, ik moest die affaire van me afschrijven om verder te kunnen, en ik deed het al eens een keertje – ongeveer vijf jaar na de feiten. Het antwoord dat ik toen kreeg van de uitgeverijen waar ik het naartoe stuurde: ‘met dat soort naturalistische verhalen kunnen we niets. Maak er iets van.’
Toen – in die andere tijden – wist ik niet hoe, en nu – in deze tijd – was het allicht niet meer nodig, want nu willen mensen precies dit soort van verhalen (ben ik mijn tijd vooruit? Of heb ik simpelweg een verkeerd gevoel voor tijd?) Hoe dan ook, door me in de plaats van de moeder van het monster te stellen (hoe moet de moeder van Dutroux zich wel voelen!!!!) ben ik eindelijk verlost – waar ik heel blij mee ben.
En ja, je hebt gelijk. Ik ben nog steeds kwaad op mijn eigen, domme, jonge ik – al is het wel een stuk verbeterd nadat Irma zo kordaat optrad. Maar toch moet ik nog iets doen aan die kolere, denk ik.
Bedankt voor je bericht. Ik heb er wat aan. Echt!